1. Aggiungere la 'e' all'aggettivo quando idoneo
- warme
- moelijke
- koude
- warm
- warm
- helder
- mondelinge
- makkelijk
- dichte
- vers
- schriftelijke
- ingevulde
- prima
- open
- praktische
2. Scegliere l'aggettivo con o senza 'e'
- een gestolen fiets
- een lekker kopje thee
- de makkeljke oefening
- de drukke stad
- een vreemde vriend
- mooie kousen
- de nieuwe sokken
- de oude buren
- verse groente
- schone kinderen
- het kapotte boek
- een mooie huis
3. Con o senza 'e'?
- rustige
- aardig
- jonge
- zwarte
- lang
- wild
- lange
- mooie
- vers
- blij
- leuk
- nodig
4. Fare l'aggettivo dal sostantivo
- een katoenen overhemd
- een leren bank
- een glazen lamp
- wollen sokken
- een nylon panty
- een gouden armband
- een aluminium raam
- een porseleinen kopje
- een houten trap
- een metaalen schaal
5. Fare l'aggettivo dal participio.
- Het gebakken vlees
- De gekookte vis
- De verhuisde buren
- De gewassen sokken
- De aangebrande rijst
- De gestolen fiets
- Het verkochte huis
- Het verdwenen geld
- De gekrompen trui
- De gevonden sleutel
6. Con o senza 'e'?
- koud
- dicht
- warme
- nieuwe
- hard
- koud
- warm
- goed
7. Usare una delle parole suggerite nelle frasi, usare la forma giusta
aardig; dik; gezellig; interessant; laag; lekker; mooi; slim; snel;
- mooier
- aardiger
- lekkerder
- interessanter
- sneller
- sneller
- slimmer
- gezelliger
- dikker
- lager