De o Het
1. De, 2. -, 3. de, 4. het, de, 5. -, 6. het, 7. de, de, 8. de, 9. de,
10. de, 11. de, 12. het, het, 13. het, het, 14. de, 15. de, 16. de, het,
17. de
Mettere il sostantivo al plurale aggiungendo s o 's
cafe's, etages, kachels, hobby's, passagiers, dekens, pauzes, foto's, hotels,
taxi's, kwartjes, paprika's.
Mettere la parola al plurale usando 's' o 'en'
telefoonnummers, mouwen, citroenen, uien, truien, kleuren, postocodes,
kaarten, zomers, sleutels, kasten, auto's, bossen, bloemen, computers.
Mettere le parole al plurale
kinderen, steden, boeken, dorpen, postbodes, uniformen, bladeren, schepen,
koeien, schapen, leden, truien, kamers, balkons, mensen, vogels.