Scrivere i verbi:
- ik lig, jij/u/zij/hij ligt, wij/jullie/zij liggen
- ik woon, jij/u/zij/hij woont, wij/jullie/zij wonen
- ik praat, jij/u/zij/hij praat, wij/jullie/zij praten
- ik drink, jij/u/zij/hij drinkt, wij/jullie/zij drinken
- ik word, jij/u/zij/hij wordt, wij/jullie/zij worden
- ik zit, jij/u/zij/hij zit, wij/jullie/zij zitten
- ik rij, jij/u/zij/hij rijdt, wij/jullie/zij rijden
- ik kom, jij/u/zij/hij komt, wij/jullie/zij komen
- ik sla, jij/u/zij/hij slaat, wij/jullie/zij slaan
- ik zie, jij/u/zij/hij ziet, wij/jullie/zij zien
- ik houd, jij/u/zij/hij houdt, wij/jullie/zij houden
- ik ga, jij/u/zij/hij gaat, wij/jullie/zij gaan
Tradurre le seguenti frasi:
- Noi abitiamo a Londra
- Tu dove abiti?
- Egli giace a letto
- Bevete molta birra?
- Trovo la festa molto divertente
- Essi siedono in giardino dietro la casa
- Lei parla molto
- Chi vive in quella casa?
- Noi adoriamo le feste
- Come trova il vino in questo ristorante?
- Dove vanno gli studenti?/Dove stanno andando gli studenti?
- Vedi quei bambini la'?
- Stanno davanti alla casa
- Io vengo da Londra
- Da dove venite?
- Che facciamo stasera?
- Va sempre in quel ristorante?
- Lei vede la vicina nell'autobus
- Ciao, io vado a casa
- Questo ragazzo picchia sempre il cane, ma quello non lo fa mai
Tradurre le seguenti frasi:
- Wat doe je na het feest?
- Ik ga naar huis
- Waar komen zij vandaan?
- Wij wonen in dat huis
- Waarom zitten jullie in de tuin?
- Ik lees een boek
- Kent u Amsterdam?
- Zij blijft thuis
- Wat drinken de kinderen?
- Wie staat daar?
- De bibliothekaresse houdt van feesten
- Jij praat vanavond veel
Nota sulla frase 10: "chi e' quello la'" potrebbe anche essere tradotto con
'wie is die man daar' o simile, il verbo staan e' usato in questo caso
nel senso di "stare in piedi" o "essere in un certo posto".
|