Nederlands - Grammatica - Adjectieven en Bijwoorden (aggettivi ed avverbi)

 
 
 

Start pagina | Aantekeningen |  NederlandsHulpbronnen | Zoek
Home page | CommentsNetherlandsResources | Search
 
 
 

Adjectieven en Bijwoorden (aggettivi ed avverbi)

Un aggettivo dice qualche cosa relativo ad un sostantivo, un avverbio dice qualche cosa relativamente ad un'altra parola che non e' un sostantivo.

Mijn buurvrouw is al oud la mia vicina e' gia' vecchia.

In questo caso "vecchia" e' l'aggettivo, mentre "gia'" e' l'avverbio.

Ze loopt wat moeilijk.
Het is een aardige vrouw.
Ze werkt heel vaak in haar tuintje.
Morgen ga ik bij haar op bezoek.

Un avverbio puo' anche dire qualche cosa riferito a tutta la frase. Nell'ultimo esempio morgen si riferisce in effetti a tutta la frase.

Aggettivi

De bel gaat, ik doe de deur open. Er staat een klein jongetje op de stoep, hij heeft rood haar en veel bruin sproetjes. Het is het jongste kind van mijn nieuwe buren. Hij zegt: onze tv is kapot, mag ik bij jou kijken?

Gli aggettivi danno una caratteristica al sostantivo, sono (di solito) vicino al sostantivo stesso o vicino al verbo.

Nieuw o Nieuwe - Quando un aggettivo prende la 'e'

Se l'aggettivo e' vicino al sostantivo, l'aggettivo puo' prendere una 'e' (declinazione) nel caso in cui:

  • il sostantivo e' plurale
  • il sostantivo e' comune ed e' preceduto da 'een' o nessun articolo
  • il sostantivo e' preceduto dall'articolo (de/het) o da die/dat/deze/dit o da un possessivo (tuo, mio)
Gli aggettivi che terminano con una vocale o con 'en' non aggiungono mai la 'e' (een roze trui, l'aggettivo e' 'roos', prima resultaten, l'aggettivo e' prima).

Gli aggettivi che sono usati con Zijn o Worden non prendono mai la 'e'.

Tabellina riepilogativa:

SostantivoEsempio
Plurale(de) nieuwe buren
Singolare - comune(de)de zwarte coffie
Singolare con articolode verkeerde weg
Singolare con die/datdit nieuwe jas
Singolare con mijn/jouwmijn grote huis
Singolare comune con een o nienteeen blauwe trui

Wat + aggettivo (esclamazione)

La costruzione 'wat + aggettivo' si usa di solito come esclamazione, l'aggettivo non prende mai la 'e' finale.

Wat mooi! - che bello
Wat leuk! - che divertente
Wat vervelend nou! - che noia

Notare la differenza:

Wat prachtig! (che bello) - Wat een practhige foto!
Wat lekker! (che buono) - Wat een lekkere brood!
Wat makkelijk! (che facile) - Wat een makkelijke vragen!

Quando e' presente il sostantivo l'aggettivo prende la 'e' secondo le regole normali.

Aggettivi da sostantivi e da participi passati

Een glazen tafel, een gebraden kip.

Un aggettivo che termina con 'en' non prende mai la 'e'. Gli aggettivi che si formano da nomi di sostanze terminano con 'en':

I nomi di sostanze sono in genere delle parole neutre. Se la sostanza e' un nome internazionale (nylon/aluminium/plastic) rimane invariato. Gli aggettivi fatti da nomi di sostanze non prendono mai la 'e' finale.

een ring van goud - een gouden ring
een trap van hout - een houten trap

E' possibile fare un aggettivo anche dai participi passati, anche in questo caso se l'aggettivo risultante termina in 'en' non prende mai la 'e'.

de gerepareerde stofzuiger
het gebakken ei
een verscheurd papier.

Previous indice Next

Oefeningen

1. Aggiungere la 'e' all'aggettivo quando idoneo

  1. een warm zomer
  2. moelijk oefeningen
  3. koud melk
  4. een warm zonnetje
  5. warm water
  6. helder daglicht
  7. een mondeling toets
  8. een makkelijk tentamen
  9. het dicht postkantoor
  10. vers brood
  11. schriftelijk examens
  12. de ingevuld formulieren
  13. een prima les
  14. de open deur
  15. praktisch wiskunde

2. Scegliere l'aggettivo con o senza 'e'

een ... fietsdruk/drukke
een ... kopje theegestolen
de ... oefeninggezond/gezonde
de ... stadkapot/kapotte
een ... vriendlekker/lekkere
... kousenmakkelijk/makkelijke
de ... sokkenmooi/mooie
de ... burennieuw/nieuwe
... groenteoud/oude
... kinderenschoon/schone
het ... boekvers/verse
een ... huisvreemd/vreemde

3. Con o senza 'e'?

  1. ik woon in een rustig... straat
  2. Mijn buren zijn erg aardig..
  3. Het zijn nog jong... mensen
  4. Ze hebben twee zwart... katten
  5. Ik zorg voor die katten als zij een lang... weekend weg gaan
  6. De katten worden wild... als ze vlees ruiken
  7. Na het eten wassen ze hun lang... snorharen
  8. Ze hebben ook veel mooi... planten
  9. Die geef ik dan vers... water
  10. Mijn buren zijn erg blij... dat ik voor hun dieren zorg
  11. Soms geven ze me een leuk... cadeautje
  12. Dat is niet nodig... maar ik vind het wel leuk

4. Fare l'aggettivo dal sostantivo
Een armband van zilver - een zilveren armband

  1. een overhemd van katoen
  2. een bank van leer
  3. een lamp van glas
  4. sokken van wol
  5. een panty van nylon
  6. een armband van goud
  7. een raam van aluminium
  8. een kopje van porselein
  9. een trap van hout
  10. een schaal van metaal

5. Fare l'aggettivo dal participio.

  1. Het vlees is gebakken
  2. De vis is gekookt
  3. De buren zijn verhuisd
  4. De sokken zijn gewassen
  5. De rijst is aangebrand
  6. De fiets is gestolen
  7. Het huis is verkocht
  8. Het geld is verdwenen
  9. De trui is gekrompen
  10. De sleutel is gevonden

Soluzioni

Avverbi

Un avverbio fornisce informazioni addizionali su tutta la frase o su un'altra parola che non e' un sostantivo. Le informazioni sono di quando, dove, o come qualche cosa succede.

Vandaag is het warm.
Ik doe de ramen open.
Ik werk niet hard met di warme weer.
Ik zal erg blij zijn als het vakantie is.

Un avverbio non prende mai la 'e'.

Aggettivi ed avverbi

een heerlijke taart - ik zat heerlijk in die stoel
een harde werker - ik werk niet zo hard vandaag
een erge ziekte - hij is erg ziek

Groot - Groter - Grootst (superlativi e comparativi)

Danming is 1.7m, Miriam is 1.6m, Ronnie is 1.76m, Maggie is 1.7m.
Miriam is kleiner dan Danming.
Danming en Maggie zijn kleiner dan Ronnie.
Ronnie is groter dan de Meisjes.

Miriam is de kleinste.
Ronnie is de langste.

Danming en Maggie zijn even groot
Danming is net zo groot als Maggie
Danming is even groot als Maggie

Ronnie is bijna even groot als Danming.

Per indicare un superlativo si usa la particella 'er' (o 'der' se l'aggettivo/avverbio termina con 'd') in fondo all'aggettivo o all'avverbio.

Ik verhuis naar een groter huis.
Het huis is wel duurder
De kamers zijn ook lichter

Per le comparazioni si usa dan.
Mannen zijn meestal groter dan vrouwen.
Dit huis heeft meer kamers dan mijn oude huis.

Il piu' grande...

Per indicare "il piu' ..." si aggiunge st(e) all'aggettivo/avverbio. Engels is de makkelijkste taal.
Frans is de mooiste taal.

Alcuni aggettivi/avverbi sono strani e non seguono la regola:

goed - beter - best
graag - liever - liefst
veel - meer - meest
weinig - minder - minst

Aggettivi usati da soli

In alcuni casi e' possibile usare un aggettivo isolato dal sostantivo, in tale caso il sostantivo e' ovviamente sottinteso.

We hebben twee katten, een witte en een zwarte.

Nel caso l'aggettivo si riferisca ad un plurale, prende una 'n':
Het nieuws voor doven en slechthorenden.

Oefeningen

6. Con o senza 'e'?

  1. Vandaag is het koud
  2. Ik houd alle ramen dicht
  3. Ik trek warm kleren aan
  4. Ik moet vandaag veel nieuw woordjes leren
  5. Ik zit aan tafel een doe hard mijn best
  6. Maar mijn voeten zijn koud
  7. Dan doe ik de verwarming aan. Eindelijk wordt het warm
  8. Nu kan ik pas goed leren

7. Usare una delle parole suggerite nelle frasi, usare la forma giusta
aardig; dik; gezellig; interessant; laag; lekker; mooi; slim; snel;

  1. ik vind een rode jas ... dan een zwarte
  2. ik vind mijn bovenburen ... dan de buren naast me
  3. ik vind tomatensoep ... dan groentensoep
  4. deze les was ... dan die van gisteren
  5. met de trein reis je ... dan met de metro
  6. in de stad ben je ... met de fiets dan met de tram
  7. ik vind haar ... dan haar broers
  8. ik vind het thuis ... dan op school
  9. moeders zijn meestal ... dan hun dochters
  10. nederland ligt ... dan de zee

Soluzioni

Previous Indice Next


Commenti

No messages this document does not accept new posts